De meest voorkomende verschijningsvorm is de toeval, gekenmerkt door bewustzijnsverlies, omvallen, heftige spierkrampen, schuimbekken en mogelijk urineverlies. Tijdens de aanval is het dier niet aanspreekbaar. Een toeval duurt meestal enkele minuten. Na de aanval kan het dier een periode van enkele minuten tot een aantal uren een afwijkend, vaak onzeker en angstig gedrag vertonen. Een dier heeft geen pijn gedurende de aanval. Toevallen kunnen ook in een mildere vorm voorkomen. Epilepsie komt bij allerlei diersoorten voor, maar wordt vooral bij honden gezien.
Ieder dier wordt door zijn hersenen gestuurd. Zonder die aansturing kunnen ledematen niet bewegen en werken zintuigen niet, zoals horen, zien, voelen, ruiken zelfs de ademhaling zou stoppen. Hersenen bestaan uit miljarden zenuwcellen, die constant boodschappen aan elkaar doorgeven via elektrische stroompjes (impulsen) en chemische stoffen (neurotransmitters). Als dit systeem op de een of andere manier verstoord raakt, kan er een soort 'kortsluiting' ontstaan. Een aanval is dus een plotselinge kortsluiting of storing in de hersenen, waardoor het normale functioneren tijdelijk verstoord raakt. Een dier heeft pas epilepsie als de storingen regelmatig optreden. De plaats in de hersenen waar de storingen beginnen, hoe ze zich verspreiden en hoe snel deze uitbreiding verloopt, bepalen het patroon van een aanval.
Een epileptische aanval is het gevolg van een plotselinge ontregeling van de hersenfunctie. Onderscheid wordt gemaakt in:
primaire epilepsie (= zonder aanwijsbare oorzaak)
Bij primaire epilepsie doet de eerste aanval zich meestal al voor tussen het eerste en derde levensjaar en herhalen de toevallen zich meestal met tussentijden van enkele weken tot enkele maanden. Bij primaire epilepsie zijn er, behalve de toevallen, geen andere klachten over het dier. Primaire epilepsie komt zelden voor bij dieren jonger dan acht maanden.
Primaire epilepsie is een aangeboren en waarschijnlijk erfelijk gebrek. Het is dienovereenkomstig verstandig niet te fokken met dieren die hier aan leiden. Bij mensen is hier onderzoek naar gedaan, hieruit blijkt dat de kans, dat kinderen van iemand die epilepsie heeft ook epilepsie krijgen, nauwelijks groter is dan de kans die iedereen heeft om epilepsie te krijgen. Als beide ouders epilepsie hebben is die kans echter wel groter. Bij dieren is terughoudendheid op zijn plaats.
Voor de diagnose is het belangrijk om te weten of het om primaire of secundaire epilepsie gaat. Hiervoor dient u als eigenaar de volgende informatie te verzamelen. Het is belangrijk deze informatie zo nauwgezet als mogelijk te verstrekken. Leeftijd, frequentie van de aanvallen, hoe lang ze duren(ernst), of er andere klachten zijn. Informatie over nestgenoten, op welk deel van de dag krijgt het dier de aanval, is er een verband tussen inspanning of maaltijden. Is het dier bij bewustzijn. Dit kunt u testen door voorzichtig is een voetzooltje te knijpen. Bij een eventueel onderzoek zal het onderzoek erop gericht zijn om mogelijke oorzaken uit te sluiten. Tot op heden is geen onderzoek beschikbaar waardoor primaire epilepsie aantoonbaar is. Dit geldt ook voor een hersenscan (Ct scan of M.R.I.)
Epilepsie is niet echt te genezen, maar met medicijnen kunnen de aanvallen bijna altijd
voldoende worden geremd. Als de tijd tussen twee toevallen lang is (4 weken of langer)
en de toevallen mild van aard zijn, is behandeling niet nodig. Tijdens een toeval kan en
hoeft er niets gedaan te worden. Zorg alleen dat het dier zichzelf niet kan verwonden en
zorg ook dat u als eigenaar niet verwond raakt. Blijf met uw handen uit de buurt van de
bek (ook geen medicijnen proberen te geven); door de krampachtige bewegingen zou een hond
ongewild kunnen bijten. Hoe alarmerend het er ook uitziet, een dier zal niet acuut dood
gaan tijdens een epileptische aanval. Als de toeval langer duurt dan ca. 5 a 10 minuten
moet op dat moment de dierenarts gewaarschuwd worden om door middel van een injectie de
aanval te onderbreken.
De reguliere diergeneeskunde maakt voor de behandeling van epilepsie gebruik van Fenobarbital.
Het is bij een redelijk aantal gevallen goed werkzaam. In lage dosering vallen de
bijwerkingen mee. Bij hogere dosering kunnen de volgende bijwerkingen ontstaan: sloomheid,
vraatzucht, veel drinken en plassen en leverbeschadiging(= fataal voor een huisdier). Ook
wordt Epitard gebruik, hiervan zijn de bijwerkingen bijna een groter probleem dan de
aanvallen. Het wordt dienovereenkomstig afgeraden. Primidone is nog giftiger dan Fenobarbital
en Epitard en wordt tegenwoordig ook al door dierenartsen afgeraden!
Er bestaan veel soorten aanvallen, te veel om hier te beschrijven. Toch is het belangrijk om hierin enig onderscheid te kunnen maken.
Er zijn twee grote groepen aanvallen:
Gegeneraliseerde aanvallen, dat wil zeggen dat zowel van het linker- als het rechterdeel
van de hersenen grote gebieden, ofwel alle zenuwcellen tegelijk, bij een aanval betrokken
zijn. Bij deze aanval is het dier volledig buiten bewustzijn.
Partiële aanvallen, dit zijn aanvallen waarbij een bepaald deel (part) of bepaalde delen
van de hersenen betrokken zijn. Bij deze aanvallen is het bewustzijn soms nog intact, soms
gedaald en soms volledig afwezig, afhankelijk van het soort aanval dat het dier heeft heeft.
Kijk op uw horloge en probeer te noteren hoelang de aanval duurt. Blijf kalm, dan kunt u beter helpen. Blijf erbij en voorkom dat het dier zich tijdens de aanval verwondt. Probeer iets zachts (plat kussentje, jas, handdoek) onder het hoofd te leggen. Zorg dat het dier op een veilige plaats ligt, dus uit de buurt van water, vuur, de rijweg e.d.. Zorg dat de ademhaling zo min mogelijk gehinderd wordt, doe een riem af. Leg het dier, als hij weer slap wordt, op de zij, zodat speeksel en eventueel bloed uit de bek kan lopen en de tong de luchtwegen niet kan blokkeren.
Probeer nooit iets hards tussen de tanden te stoppen om het bijten op de tong te voorkomen; een tongbeet is vaak niet te voorkomen, bovendien loopt u de kans het gebit te beschadigen (of uw eigen vingers!). Probeer niet de aanval tegen te houden door het heftige bewegen van de poten te stoppen; de bewegingen zijn te krachtig, u kunt botbreuken of spierscheuren veroorzaken. Geef geen eten of drinken, voordat het dier weer helemaal wakker is. Sprenkel geen water op het hoofd, dat heeft geen enkel effect.
Rusteloosheid en onrust, nervositeit, neiging tot verstoppen, aandacht vragen, janken, speekselen, spiertrekking.
Het niet meer herkennen van de omgeving, motorische verschijnselen, heftig rillen, het laten lopen van urine en/ of ontlasting, speekselvloed, eventueel spontaan leegdrukken van de anaalklieren, gedragsveranderingen, doelloos rondlopen, met strakke nek in de lucht staren tijdens het lopen, vermindering of verlies van het bewustzijnsniveau, het dier valt, vertoont krampverschijnselen, samentrekking spieren waardoor fietsbewegingen worden gemaakt, klappertanden, slijmvliezen kunnen verkleuren tot donkerrood of blauwrood, pupillen zijn maximaal groot, na enige tijd herstelt het bewustzijnsniveau weer, het dier komt weer overeind, desoriëntatie eventuele tijdelijke blindheid. Specifiek voor katten kan het voorkomen dat deze plotseling kunnen gaan rennen.
Van slag zijn, uitgeput, rusteloos, vertraagd reactie vermogen, neiging tot eten of drinken en aandacht vragen.
Epileptische huisdieren kunnen soms op bepaalde aspecten reageren met een epileptische aanval. U moet voorzichtig zijn met: