Dieren hebben, net als mensen, lucht uit de omgeving nodig om te kunnen ademen. De lucht die uw huisdier inademt, komt het eerst in de neus (of ook in de mond wanneer het hijgt) en stroomt dan verder via de keel naar het strottenhoofd (larynx). Het strottenhoofd vormt de ingang naar de luchtpijp (trachea). De luchtpijp bevat veel ringen uit kraakbeen en is daarom een tamelijk stijve buis, die zich splitst in een rechter en een linker buis (de hoofdbronchiën), waardoor er een rechter en een linker longvleugel ontstaan.
De hoofdbronchiën splitsen zich steeds verder in kleinere buisjes (bronchiën). Ook de kraakbeenringen worden kleiner en dunner en de buisjes worden daarom steeds elastischer. Hele kleine bronchiën (ongeveer 1 mm. doorsnee), die helemaal geen kraakbeen meer bevatten, worden bronchiolen genoemd. Zelfs zij splitsen zich nog verder in kleinere takjes, de zgn. bronchioli respiratorii.
Aan deze bronchioli respiratorii sluiten de longblaasjes (longalveolen) aan. In de longblaasjes (bij mensen zijn dat er ongeveer 300 miljoen!) vindt de eigenlijke gasuitwisseling plaats: zuurstof uit de ingeademde lucht wordt in het bloed opgenomen en C02 (koolstofdioxide) evenals waterdamp worden uit het bloed aan de longblaasjes afgegeven. Daarna wordt deze zuurstofarme en C02-rijke lucht weer door uw huisdier uitgeademd.
De ademhaling wordt door het ademhalingscentrum in het "verlengde merg" (medulla oblongata) beïnvloed. Wanneer het bloed teveel koolzuur bevat, geeft het verlengde merg een signaal af, dat het dier weer laat inademen. Ademhaling is dus normaal gesproken een onbewuste, automatische handeling.
Ook de ademhalingsspieren, waartoe eveneens het middenrif behoort, spelen een belangrijke rol bij het ademen.
Beide longvleugels worden door een heel dun longvlies bedekt. Het longvlies wordt door een heel dun spleetje met vloeistof van een tweede vlies, het borstvlies, gescheiden. Beide vliezen gaan in elkaar over en vormen als het ware een zak waarin de long ligt.
De neus, de luchtpijp en de bronchiën zijn van binnen met slijmvlies bekleed. Dit slijmvlies heeft hele kleine haartjes (trilhaarepitheel), die de taak hebben, stofdeeltjes weer naar buiten, richting keel, te leiden. Hoesten is normaal gesproken een reinigingsreactie van de luchtwegen; slijm en viezigheid worden zo verwijderd. Bij aspiratie (verslikken; dit betekent dat voer of water in de luchtpijp i.p.v. in de slokdarm gekomen is), is hoesten ook een normale reactie.
Wanneer het hoesten echter langer aanhoudt, duidt dit vaak op een ziekte. Hoesten op zich is geen ziekte, maar het symptoom van een ziekte! Als er bloed of slijm opgehoest wordt, het hoesten pijnlijk is, lang aanhoudt of kortademigheid ontstaat, doet u er het beste aan, dit eerst door uw dierenarts te laten onderzoeken. Veel ziekten kunnen hoesten veroorzaken, b.v. een bronchitis (een ontsteking van de bronchiën), een longontsteking (een ontsteking van de longblaasjes), kennelhoest, niesziekte, hartziekten of longkanker.
Bij acute kortademigheid moet er natuurlijk onmiddellijk iets gedaan worden, probeert u echter rustig te blijven, zodat uw dier niet nog onrustiger en angstiger wordt!
Denkt u er alstublieft aan, dat het gebruik van medicijnen die de hoest onderdrukken in de meeste gevallen niet zinvol is. Daardoor wordt ook het natuurlijke reinigingsmechanisme van de longen onderdrukt.